Samenvatting 6.1 Organismen in delen
Wat leeft er om je heen?
Overal om ons heen zijn organismen te vinden: zichtbare zoals bomen en honden, en minder opvallende zoals wormen, bacteriën en schimmels. Deze organismen worden ingedeeld in vier hoofdgroepen, de zogeheten rijken:
- Dierenrijk
- Plantenrijk
- Schimmelrijk
- Bacterierijk
De indeling is gebaseerd op de bouw van hun cellen. Elk rijk heeft specifieke celkenmerken:
- Dierencellen: celkern; géén celwand, vacuole of bladgroenkorrels.
- Plantencellen: celkern, vacuole, bladgroenkorrels en een celwand.
- Schimmelcellen: celkern, vacuole en celwand; géén bladgroenkorrels.
- Bacteriecellen: bestaan uit één cel een celwand; géén celkern, vacuole of bladgroenkorrels.
Binnen elk rijk zijn de organismen verder ingedeeld.
Bij dieren wordt een onderscheid gemaakt tussen gewervelde en ongewervelde dieren. Deze groepen worden nog verder onderverdeeld totdat men uitkomt bij een soort. Organismen behoren tot dezelfde soort als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen en een min of meer gelijk uiterlijk hebben. Bijvoorbeeld: een pekinees en een Duitse herder zijn dezelfde soort, ondanks uiterlijke verschillen, omdat ze vruchtbare jongen kunnen krijgen.
Hoe krijgen organismen hun naam?
De wetenschappelijke naam van een organisme bestaat uit twee delen en is altijd in het Latijn:
- Geslachtsnaam – eerste deel, met hoofdletter, bijvoorbeeld Homo.
- Soortaanduiding – tweede deel, met kleine letter, bijvoorbeeld sapiens.
Samen vormen ze de soortnaam, zoals bij de mens: Homo sapiens. Deze naamgeving werd ontwikkeld door Carl Linnaeus in de achttiende eeuw, zodat wereldwijd dezelfde naam wordt gebruikt voor elke soort.