Cellen: bouw, functies en organisatie van het menselijk lichaam

Schema van dierlijke en plantaardige cellen met celmembraan, cytoplasma, celkern en celwand Elk organisme (levend wezen) is opgebouwd uit cellen. Sommige organismen, zoals bacteriën, pantoffeldiertjes en algen, bestaan uit één enkele cel. Het menselijk lichaam bestaat uit ongeveer 100.000 biljoen lichaamseigen cellen. Daarnaast dragen we meer dan tien keer zoveel bacteriecellen met ons mee, waarvan het grootste deel in de darmen leeft.

Bacteriecellen verschillen duidelijk van menselijke cellen. Zo hebben bacteriën een celwand en geen celkern. Menselijke lichaamscellen hebben geen celwand, maar wel een celkern waarin het DNA ligt opgeslagen.

Ontstaan en grootte van menselijke cellen

Alle cellen van het menselijk lichaam zijn ontstaan uit één bevruchte eicel. Deze bevruchte eicel ontstaat door het samensmelten van een zaadcel en een eicel. De zaadcel is met ongeveer 0,005 millimeter de kleinste menselijke cel, terwijl de eicel met circa 0,15 millimeter de grootste is.

Nadat de bevruchte eicel zich ongeveer vijftig keer heeft gedeeld, wordt een mens geboren. Elke cel in het lichaam is dus ontstaan uit één moedercel. Dit verklaart waarom het DNA van elke afzonderlijke cel gelijk is aan dat van de oorspronkelijke moedercel.

Verschillende soorten cellen

Hoewel alle lichaamscellen dezelfde genetische blauwdruk hebben, bestaan er ongeveer 300 verschillende celtypen, elk met een eigen functie. Zo vervoeren rode bloedcellen zuurstof door het lichaam en geven zenuwcellen, met soms meterslange uitlopers, signalen door aan het centrale zenuwstelsel.

Levensduur en vervanging van cellen

Cellen sterven voortdurend. Gemiddeld gaan er ongeveer 300 miljoen cellen per minuut verloren. Tegelijkertijd worden de meeste cellen in hetzelfde tempo opnieuw aangemaakt. Witte bloedcellen leven slechts enkele dagen en worden met ongeveer één miljoen per minuut bijgevuld.

Andere cellen leven veel langer. Botvormende cellen kunnen jaren meegaan en sommige zenuwcellen blijven een leven lang bestaan. Afgestorven cellen worden meestal opgeruimd en hergebruikt. Een deel wordt echter afgestoten. Huisstof bestaat voor een groot deel uit dode huidcellen; hiervan verliest een mens er ongeveer 30.000 per minuut, wat neerkomt op zo’n vier kilogram per jaar.

Levensverschijnselen van cellen

Cellen leven en vertonen daarom levensverschijnselen. Ze nemen glucose op als voedingsstof, gebruiken zuurstof voor de verbranding hiervan, groeien en communiceren met elkaar via eiwitten. Daarnaast kunnen cellen zich voortplanten door celdeling.

Voorafgaand aan een celdeling verdubbelt de celkern zich. De dochtercellen die ontstaan, zijn identiek aan de moedercel en vervullen dezelfde functie. Een groep cellen met dezelfde vorm en taak wordt een weefsel genoemd.

Weefsels en organen

In het menselijk lichaam komen vier hoofdtypen weefsels voor: epitheelweefsel (dekweefsel), bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel. Elk van deze hoofdtypen kent meerdere subtypen.

Verschillende soorten weefsels samen vormen een orgaan. Op deze manier zijn cellen georganiseerd tot steeds complexere structuren die samen het menselijk lichaam laten functioneren.

Meer informatie over cellen en de opbouw van organismen is te vinden op cellen, de bouw van een organisme en Wikipedia: cel (biologie).