5.2 Chromosomen | Uitlegfilm

In deze uitlegvideo leer je wat chromosomen zijn, wat een gen is, en wat het verschil is tussen lichaamscellen en geslachtscellen. Ook wordt uitgelegd wat geslachtschromosomen zijn en hoe ze bepalen of iemand mannelijk of vrouwelijk is.

Wat zijn chromosomen?

Chromosomen zijn draden van erfelijk materiaal die zich bevinden in de celkern. Ze bevatten het volledige bouwplan van je lichaam. Elke lichaamscel van een mens heeft dezelfde set chromosomen. Dat betekent dat elke celkern dezelfde erfelijke informatie bevat, ongeacht of het een huidcel, spiercel of zenuwcel is.

Een chromosomenportret laat alle chromosomen van één cel zien, netjes geordend in paren: telkens één van je vader en één van je moeder. Op elk chromosomenpaar staat dezelfde soort informatie, bijvoorbeeld over haarkleur of oogkleur.

Chromosomen van je ouders

Je krijgt de helft van je chromosomen van je vader en de andere helft van je moeder. De eicel van je moeder en de zaadcel van je vader bevatten elk de helft van het totaal aantal chromosomen. Bij de bevruchting versmelten deze cellen tot één bevruchte eicel met een compleet pakket van 46 chromosomen. Uit die ene cel ontstaat uiteindelijk een nieuw mens.

Lichaamscellen en geslachtscellen

Een belangrijk verschil is dat lichaamscellen 46 chromosomen bevatten, terwijl geslachtscellen (zaadcellen en eicellen) maar 23 chromosomen hebben. Dit komt doordat bij de bevruchting twee geslachtscellen samensmelten. Zo ontstaat weer een cel met 46 chromosomen. Bij andere soorten is dat aantal anders; een fruitvlieg heeft bijvoorbeeld 8 chromosomen in totaal, dus 4 in elke geslachtscel.

Geslachtschromosomen

De geslachtschromosomen bepalen of iemand mannelijk of vrouwelijk is. Bij mensen (en fruitvliegjes) geldt: XX betekent vrouwelijk en XY betekent mannelijk. Dit verschil is te zien in het laatste paar van het chromosomenportret.

De X- en Y-chromosomen bevatten ook genen die invloed hebben op andere eigenschappen dan geslacht, zoals bepaalde erfelijke aandoeningen. Omdat mannen maar één X-chromosoom hebben, komt een fout in dat chromosoom bij hen sneller tot uiting.

De opbouw van een chromosoom

Een chromosoom bestaat uit een lange, opgerolde draad van DNA. Wanneer een cel zich niet deelt, is het DNA dun en nauwelijks zichtbaar. Maar tijdens de celdeling rollen deze draden op, waardoor ze zichtbaar worden als de bekende ‘X’-vormige chromosomen.

Als je zo’n chromosoom zou uitrollen, zie je een dubbele streng met duizenden genen. Elk gen bevat een stukje code dat informatie geeft over één bepaalde eigenschap.

Genen en allelen

Een gen is de plek op het chromosoom waar de informatie voor één eigenschap ligt, zoals oogkleur of bloedgroep. Een allel is een variant van dat gen – bijvoorbeeld het gen voor bruine ogen of het gen voor blauwe ogen. Op het chromosoom van je vader kan dus een andere variant staan dan op dat van je moeder.

Bij een fruitvlieg kan op hetzelfde gen bijvoorbeeld de informatie staan voor ‘grote vleugels’ of ‘kleine vleugels’. Beide allelen horen bij hetzelfde gen, maar ze hebben verschillende inhoud.

Samenvatting

Chromosomen bevatten de erfelijke informatie van een organisme. Lichaamscellen hebben 46 chromosomen, geslachtscellen 23. Tijdens de bevruchting komt deze informatie samen. Geslachtschromosomen (XX of XY) bepalen het geslacht, en de genen op de chromosomen zorgen voor de eigenschappen van het individu. Allelen zijn de verschillende varianten van een gen.

Het onderwerp chromosomen is complex, dus het helpt om de video nog eens te bekijken en de begrippen op te schrijven. Zo krijg je beter overzicht over dit belangrijke onderwerp.