2.3 De organen voor vertering | Uitlegfilm

In deze video leer je over de organen van de vertering. We volgen het voedsel van de mond tot de endeldarm en bekijken welke verteringssappen worden toegevoegd en wat hun functies zijn. Ook bespreken we welke voedingsstoffen niet hoeven te worden verteerd en hoe de opname in het lichaam plaatsvindt.

Verteren betekent: het kleiner maken van voedingsstoffen zodat ze kunnen worden opgenomen in het lichaam. Er zijn zes belangrijke voedingsstoffen: koolhydraten, eiwitten, vetten, mineralen, vitaminen en water. De eerste drie moeten worden verteerd; de laatste drie zijn al klein genoeg om direct te worden opgenomen.

De vertering verloopt in stappen. Verschillende organen voegen verteringssappen toe die samen zorgen dat voedingsstoffen steeds verder worden afgebroken. In de mondholte begint dit proces: hier wordt voedsel fijngekauwd en vermengd met speeksel uit de speekselklieren. Speeksel bevat enzymen die de vertering van koolhydraten starten en het voedsel gladder maken, zodat je het makkelijker doorslikt.

De tanden en kiezen malen het voedsel klein, waardoor het oppervlak groter wordt en enzymen beter hun werk kunnen doen. Het fijngemalen voedsel gaat via de keel naar de slokdarm. Dankzij de huig en het strotklepje komt het niet in de neusholte of luchtpijp terecht. In de slokdarm zorgen peristaltische bewegingen — samentrekkingen van spieren — ervoor dat het voedsel naar de maag wordt geduwd.

De maag voegt maagsap toe, dat maagzuur en enzymen bevat om eiwitten te verteren. Door de knedende bewegingen van de maagwand wordt alles goed gemengd. Onderaan de maag bevindt zich de maagportier, een kringspier die kleine beetjes voedsel doorlaat naar de twaalfvingerige darm.

In de twaalfvingerige darm worden gal en alvleessap toegevoegd. Gal wordt gemaakt in de lever en opgeslagen in de galblaas. Het verdeelt vetten in kleine druppeltjes — emulgeren — zodat enzymen beter kunnen werken. Gal bevat zelf geen enzymen, maar helpt bij de vetvertering. Het alvleessap bevat enzymen die koolhydraten, eiwitten en vetten verder afbreken.

Het voedsel komt daarna in de dunne darm. Deze lange buis produceert darmsap en neemt de voedingsstoffen op in het bloed. De binnenkant van de dunne darm is sterk geplooid en bevat darmvlokken — kleine uitstulpingen die het oppervlak vergroten. In deze vlokken bevinden zich bloedvaten waardoor voedingsstoffen worden opgenomen in het lichaam.

Vervolgens bereikt het voedsel de dikke darm. Hier worden water en bruikbare stoffen opgenomen. In de dikke darm leven honderden soorten bacteriën die helpen bij de afbraak van stoffen die wij zelf niet kunnen verteren. Dit is een vorm van samenwerking tussen mens en bacterie. Bij een te snelle peristaltiek blijft er te weinig tijd over om water op te nemen, wat kan leiden tot diarree.

Voedingsvezels zijn koolhydraten die niet verteerd worden, maar de beweging van de darmen stimuleren. Ze houden de darmen gezond en zorgen voor een goede darmwerking. Vezelrijk eten is dus belangrijk.

Tot slot komt het voedsel in de endeldarm. Hier worden de onverteerde resten verzameld totdat de kringspier wordt geopend en de ontlasting het lichaam verlaat.

Dit was de uitleg van basisstof 3 over de organen van de vertering. In de volgende video volgt een uitgebreide samenvatting van dit onderwerp.