Samenvatting 13.2 – De bloedsomloop en de bloedvaten
Bloedsomloop
De bloedsomloop transporteert bloed door het lichaam via grote en kleine bloedvaten. Het hart, bestaande uit een linker- en rechterhelft, pompt bloed rond in een dubbele bloedsomloop. Dit betekent dat bloed tijdens één rondgang twee keer door het hart stroomt: via de kleine en grote bloedsomloop.
Kleine bloedsomloop
In de kleine bloedsomloop pompt de rechterharthelft bloed naar de longen. Hier wordt zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven. Het zuurstofrijke bloed stroomt vervolgens terug naar het hart.
Grote bloedsomloop
Het zuurstofrijke bloed uit de longen komt in de linkerharthelft en wordt naar het hele lichaam gepompt. Hier levert het zuurstof en voedingsstoffen af aan de organen en neemt afvalstoffen, zoals koolstofdioxide, op. Het zuurstofarme bloed stroomt terug naar de rechterharthelft.
Slagaders
Slagaders vervoeren bloed van het hart naar de organen. Door de hoge bloeddruk hebben ze dikke, elastische wanden. De slagaders liggen vaak diep in het lichaam, wat ze beschermt tegen beschadiging.
Haarvaten
De kleinste vertakkingen van de slagaders vormen haarvaten, met wanden van slechts één cellaag dik. Hier vindt de uitwisseling van stoffen plaats: zuurstof en voedingsstoffen gaan naar de cellen, terwijl koolstofdioxide en afvalstoffen in het bloed worden opgenomen.
Aders
Aders vervoeren bloed terug naar het hart. Ze hebben dunne wanden en lage bloeddruk. Veel aders, vooral in armen en benen, bevatten kleppen (aderkleppen) om te voorkomen dat bloed terugstroomt.
Warmtetransport
Bloed transporteert warmte die vrijkomt bij verbranding in cellen. Bij hogere verbranding, zoals tijdens beweging, worden de bloedvaten wijder en geven ze meer warmte af via de huid.
Het bloedvatenstelsel
Het bloedvatenstelsel omvat het hart en alle bloedvaten. Slagaders en aders zijn vaak genoemd naar het orgaan dat ze bedienen, zoals beenslagaders en -aders. Haarvaten zijn hierop een uitzondering.
De lever
De lever ontvangt bloed via de poortader, met zuurstofarm bloed uit het darmkanaal, en de leverslagader, met zuurstofrijk bloed. De lever reguleert het glucosegehalte in het bloed. Overtollige glucose wordt opgeslagen als glycogeen en bij een tekort weer omgezet in glucose. Het bloed stroomt uit de lever weg via de leverader.