13.1 Bloed. Test jezelf. 1. Wat is de functie van bloed? A. Het transporteren van afvalstoffen naar cellen B. Het vervoeren van voedingsstoffen en zuurstof naar cellen C. Het aanmaken van witte bloedcellen in het beenmerg D. Het regelen van de temperatuur in de hersenen 2. Waaruit bestaat bloed voornamelijk? A. Bloedplasma (45%) en bloedcellen en bloedplaatjes (55%) B. Bloedplasma (55%) en bloedcellen en bloedplaatjes (45%) C. Uitsluitend bloedcellen en bloedplaatjes D. Alleen bloedplasma 3. Wat is de functie van fibrinogeen in het bloed? A. Zuurstoftransport B. Afweer tegen ziekteverwekkers C. Bloedstolling D. Warmteverspreiding 4. Welke eigenschap hoort bij rode bloedcellen? A. Ze hebben een celkern B. Ze hebben een ronde vorm met een indeuking C. Ze leven gemiddeld één maand D. Ze zijn betrokken bij de bloedstolling 5. Wat veroorzaakt bloedarmoede? A. Een tekort aan witte bloedcellen B. Te veel fibrinogeen in het bloed C. Een tekort aan ijzerzouten D. Een te hoge concentratie hemoglobine 6. Wat zijn witte bloedcellen in staat te doen? A. Zuurstof transporteren B. Door wanden van haarvaten bewegen C. Geen vaste vorm aannemen D. Alleen bacteriën bestrijden 7. Waar ontstaan bloedplaatjes? A. In het rode beenmerg B. In de milt C. In de lever D. In de lymfeklieren 8. Wat gebeurt er bij bloedstolling? A. Bloedcellen vormen een propje bij een wond B. Fibrinogeen wordt omgezet in fibrine C. De wond geneest direct D. Zouten worden aan het bloed toegevoegd 9. Wat gebeurt er bij leukemie? A. Een tekort aan rode bloedcellen ontstaat B. Onrijpe witte bloedcellen worden in grote hoeveelheden gevormd C. Bloedplaatjes worden overmatig aangemaakt D. Er ontstaat een tekort aan hemoglobine 10. Wat is een kenmerk van bloedplasma? A. Het bevat antistoffen B. Het heeft een rode kleur C. Het bestaat uit 100% water D. Het transporteert uitsluitend zuurstof 11. Wat gebeurt er in het lichaam bij trombose? A. Een bloedvat wordt afgesloten door een bloedstolsel B. Een bloedvat breekt open door een overmaat aan bloedplaatjes C. De hoeveelheid fibrinogeen in het bloed neemt af D. Rode bloedcellen worden overmatig geproduceerd 12. Hoeveel procent van het bloed bestaat uit water? A. 91% B. 55% C. 45% D. 7% 13. Welke bloedcellen maken antistoffen? A. Rode bloedcellen B. Witte bloedcellen C. Bloedplaatjes D. Stamcellen 14. Wat is de functie van hemoglobine? A. Het binden en vervoeren van zuurstof B. Het transporteren van koolstofdioxide C. Het helpen bij bloedstolling D. Het bestrijden van infecties 15. Waar worden dode rode bloedcellen afgebroken? A. In het hart en de longen B. In het beenmerg, de milt en de lever C. In de nieren en de blaas D. In de lymfeklieren 16. Hoeveel rode bloedcellen bevat één kubieke millimeter bloed gemiddeld? A. 7.000 B. 300.000 C. 5.000.000 D. 3.000.000 17. Wat is de belangrijkste functie van witte bloedcellen? A. Het vervoeren van voedingsstoffen B. Het afweren van ziekteverwekkers C. Het verspreiden van warmte D. Het transporteren van zuurstof 18. Wat bevat bloedplasma naast water en plasma-eiwitten? A. Koolstofdioxide, zuurstof en ijzer B. Bloedplaatjes en hemoglobine C. Enzymen en ijzerzouten D. Fibrinogeen en vetten 19. Wat ontstaat er als bloedplaatjes aan elkaar kleven bij een wond? A. Een bloedprop B. Een witte bloedcel C. Een hemoglobineklomp D. Een nieuwe bloedcel 20. Wat is pus? A. Gestold bloed B. Dode witte bloedcellen en bacteriën C. Opgedroogd fibrine D. Afgebroken rode bloedcellen Controleer je antwoorden!