Samenvatting 11.5 – Het netvlies

Bouw en werking van het netvlies
Het netvlies bevat twee lagen:

  1. Zintuigcellen: Staafjes en kegeltjes zetten lichtprikkels om in impulsen.
  2. Zenuwcellen: Deze geleiden de impulsen naar de hersenen.
  • Lichtstralen passeren eerst de zenuwcellen voordat ze door de zintuigcellen worden opgevangen.
  • Gele vlek: Hier bevindt zich het scherpste zicht, omdat het meeste licht op deze plek wordt gefocust.
  • Blinde vlek: Deze plek bevat geen zintuigcellen, waardoor er geen beeld wordt waargenomen.

Zintuigcellen
Kegeltjes:

  • Actief bij veel licht.
  • Waarnemen van kleuren (rood, groen, blauw).
  • Elk kegeltje is verbonden met een zenuwcel, wat zorgt voor scherp en gedetailleerd zicht.
  • Geconcentreerd in de gele vlek en directe omgeving.

Staafjes:

  • Werken goed bij weinig licht.
  • Waarnemen van contrasten in grijs en zwart-wit.
  • Meerdere staafjes zijn verbonden met één zenuwcel, wat zorgt voor minder scherpe waarneming.
  • Verspreid over het netvlies, maar afwezig in de gele vlek.

Kleurenblindheid

  • Ontstaat door slecht functionerende kegeltjes.
  • Meest voorkomende vorm: roodgroenkleurenblindheid.
  • Dit leidt tot problemen bij het onderscheiden van rood en groen.
Zenuwcellen
  • Liggen aan de kant van het glasachtig lichaam.
  • Geleiden impulsen vanuit de zintuigcellen naar de hersenen via de oogzenuw.
  • Bij de blinde vlek gaan zenuwuitlopers door het netvlies, wat deze plek onderbreekt.
Met deze structuur biedt het netvlies een complex maar efficiënt systeem voor visuele waarneming, waarbij zowel lichtintensiteit als kleuren gedetailleerd worden doorgegeven aan de hersenen.