Samenvatting 11.4 – De iris en de ooglens
De pupilreflex en de grootte van de pupil
De pupilreflex beschermt de zintuigcellen in het netvlies tegen fel licht. Bij fel licht trekken de kringspieren in de iris samen, waardoor de pupil kleiner wordt en minder licht het oog binnenkomt. Bij weinig licht ontspannen deze spieren, en de lengtespieren trekken samen. Hierdoor wordt de pupil groter, zodat er meer licht in het oog valt.
Beeldvorming en scherp zien
In het netvlies ontstaat een omgekeerd en verkleind beeld. De gezichtscentra in de hersenen zetten dit om in een rechtopstaand beeld. Het licht dat het oog binnenkomt, wordt gebroken door het hoornvlies en de ooglens. De ooglens, die bol is, buigt het licht naar elkaar toe om een scherp beeld te maken.
Veraf en dichtbij zien
- Veraf zien: Als de kringspieren rondom de lens ontspannen, trekken de lensbandjes de lens strak. De lens wordt platter, waardoor je dingen in de verte scherp kunt zien.
- Dichtbij zien: Bij aanspanning van de kringspieren verslappen de lensbandjes. De lens wordt boller en buigt het licht sterker. Hierdoor kun je voorwerpen die dichtbij zijn goed zien.
Accommoderen
Accommoderen betekent dat de ooglens steeds van vorm verandert om scherp te zien op verschillende afstanden. Dit gebeurt automatisch. Bij oudere mensen worden de ooglenzen minder elastisch, waardoor ze minder goed boller kunnen worden. Daarom hebben ze vaak een bril nodig om te lezen.