Samenvatting 1.2 – Groei en Ontwikkeling
Groei
Groei is het proces waarbij organismen, zoals planten, dieren en mensen, groter en zwaarder worden. Een voorbeeld is een bruine boon, waarvan de zaadhuid het zaad beschermt. Via het poortje in de zaadhuid kan water worden opgenomen, wat essentieel is voor de kieming. Bij kieming groeit de kiem uit tot een kiemplantje. De zaadlobben, waarin reservevoedsel is opgeslagen, leveren voedingsstoffen aan het jonge plantje totdat het zelf voeding kan opnemen.
Een zaad
Planten groeien meestal uit zaden, zoals de bruine boon. Het zaad bevat een zaadhuid, een navel (waar het aan de plant vastzat), en een poortje (voor wateropname). De kiem in het zaad vormt het begin van een nieuwe plant. Tijdens de kieming opent de zaadhuid en gebruikt het kiemplantje (de kiem) voedingsstoffen uit de zaadlobben om te groeien.
Levenscyclus
De levenscyclus beschrijft de herhaling van processen van zaad naar plant en weer naar zaad. Bijvoorbeeld: een tomatenzaadje groeit via kieming uit tot een plant, die bloemen en uiteindelijk vruchten met zaden vormt. Deze zaden kunnen weer nieuwe planten voortbrengen, waardoor de cyclus steeds opnieuw begint.
Ontwikkeling
Ontwikkeling verwijst naar veranderingen in de bouw van een organisme, wat leidt tot nieuwe structuren of verbeterde functies. Bij een tomatenplant ontstaan bijvoorbeeld vertakte wortels, die effectiever water kunnen opnemen. Ontwikkeling zorgt ervoor dat organismen beter functioneren in hun omgeving.
Dieren
Net als planten ondergaan dieren groei en ontwikkeling. Een voorbeeld is een pinguïn, waarbij het jong al ontwikkeld is bij de geboorte. Toch groeit het jong verder, wordt zwaarder en verandert in een volwassen dier.