Dood – Een organisme is dood als het geen levenskenmerken meer heeft. Dood betekent dat iets ooit leefde, maar de levenskenmerken verloren heeft.

Levend
– Iets is levend als het levenskenmerken heeft, zoals ademhalen, voeden en voortplanten.

Levenloos
– Levenloos verwijst naar dingen die nooit levenskenmerken hebben gehad, zoals stenen, lucht en water. Deze maken deel uit van de levenloze natuur.

Levenskenmerken
– De eigenschappen die aangeven dat iets leeft. De zeven levenskenmerken zijn ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, bewegen, voortplanten en groeien. Zonder deze kenmerken is iets geen organisme.

Organismen
– Een organisme is een levend wezen, zoals mensen, dieren, planten, bacteriën en schimmels. Organismen hebben levenskenmerken die aantonen dat ze leven.