8.1 Het werkt. Test jezelf. 1. Wat is de functie van het ademhalingsstelsel? A. Vervoeren van voedingsstoffen B. Verwerken van afvalstoffen C. Opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide D. Aansturen van spieren 2. Welke organen horen bij het uitscheidingsstelsel? A. Hart en bloedvaten B. Longen en hersenen C. Nieren en urinewegen D. Spieren en maag 3. Wat is een functie van het celmembraan? A. Het maken van eiwitten B. Beschermen en reguleren van stoffen in en uit de cel C. Opslaan van DNA D. Energiecentrale van de cel 4. Welke organel maakt eiwitten? A. Ribosomen B. Mitochondriën C. Celkern D. Endoplasmatisch reticulum 5. Wat gebeurt er in de mitochondriën? A. Verbranding van glucose B. Aanmaak van DNA C. Transport van eiwitten D. Reguleren van ademhaling 6. Wat zijn de afvalstoffen van de verbranding van glucose? A. Energie en glucose B. Koolstofdioxide en water C. Zuurstof en glucose D. Water en zuurstof 7. Wat doet het endoplasmatisch reticulum? A. Het vervoeren van eiwitten B. Het opnemen van zuurstof C. Het maken van hormonen D. Het opslaan van DNA 8. Hoe komt zuurstof in het bloed? A. Via het verteringsstelsel B. Via het ademhalingsstelsel C. Via het zenuwstelsel D. Via het uitscheidingsstelsel 9. Wat is de formule voor de verbranding van glucose? A. Zuurstof + glucose → water + energie B. Glucose + zuurstof → koolstofdioxide + water + energie C. Glucose → koolstofdioxide + energie D. Zuurstof + energie → glucose + koolstofdioxide 10. Welke organel bevat DNA? A. Mitochondriën B. Endoplasmatisch reticulum C. Celkern D. Ribosomen 11. Wat is een voorbeeld van een energierijke voedingsstof? A. Zuurstof B. Glucose C. Koolstofdioxide D. Water 12. Wat doet het bloedvatenstelsel? A. Coördineert alle organen B. Vervoert zuurstof en voedingsstoffen C. Regelt de temperatuur D. Zorgt voor afvalverwerking Controleer je antwoorden!