Bouwstoffen – Groep voedingsstoffen die je nodig hebt voor groei en in stand houden van je lichaam.
Beschermende stoffen – Groep voedingsstoffen in je voeding die je lichaam beschermen tegen ziekten: vitaminen en mineralen.
Celdeling – Cellen splitsen zich in tweeën; bacteriën vermeerderen zich door celdeling.
Conserveermiddelen – Stof die aan voedingsmiddelen toegevoegd wordt om ze langer te kunnen bewaren.
Conserveren – Langer houdbaar maken van voedingsmiddelen, door leefomstandigheden van schimmels en bacteriën zo slecht mogelijk te maken.
Eenergierijke stoffen – Groep voedingsstoffen in je voeding waar je lichaam energie uit haalt: koolhydraten en vetten.
Eetgewoonten – Wat je gewend bent te eten, hoe en wanneer je dat doet, je voorkeur voor wat je eet.
Leefstijl – Al je gewoonten van eten, drinken, roken, slapen, (school)werk, bewegen en ontspannen.
Schijf van vijf – Hulpmiddel bij het kiezen van gezonde voeding.
Schimmels en bacteriën – Organismen die voedselbederf kunnen veroorzaken.
Tussendoortje – Wat je tussen de maaltijden door eet, zoals een chocoladereep, koek of appel.
Voedingsmiddel – Iets wat je eet of drinkt.
Voedingsstof – (Bruikbare) stoffen in voedingsmiddelen (koolhydraten, vetten, eiwitten, water, vitaminen, mineralen).
Voedingsvezels – (Onverteerbare) stoffen uit brood, groente en fruit die ervoor zorgen dat de spieren in je darmen actief zijn, waardoor het eten beter verteert.
Voedselbederf – Als er ongewenste schimmels en bacteriën op je eten groeien; van bedorven voedsel kun je ziek worden.
Voedselinfectie – Ziekte die je oploopt door bedorven voedingsmiddelen te eten; gevolg zijn buikpijn, braken en diarree.