6.3 Samenleven Samenvatting
Evenwicht
In een ecosysteem wisselt de grootte van populaties door de jaren heen. Dat komt door invloeden van biotische en abiotische factoren. Als deze factoren gunstig zijn, groeit de populatie; bij ongunstige omstandigheden daalt het aantal dieren. De populatiegrootte schommelt meestal rond een evenwichtswaarde. Dat noem je een biologisch evenwicht.
- Populatiegrootte: Het aantal organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
- Biotische factoren: Levende invloeden zoals voedsel, roofdieren of ziektes.
- Abiotische factoren: Niet-levende invloeden zoals temperatuur, bodem of water.
Samenleven
Individuen binnen een populatie hebben vaak relaties met elkaar, maar ook met dieren van andere soorten. Die relaties kunnen positief of negatief zijn. Soms werken dieren samen, bijvoorbeeld bij de jacht. In andere gevallen is er juist concurrentie om voedsel of een partner.
- Concurrentie: Individuen of soorten strijden om voedsel, ruimte of voortplanting.
- Samenwerking: Dieren helpen elkaar, bijvoorbeeld bij de jacht of het opvoeden van jongen.
Relaties binnen een populatie
Dieren die in groepen leven, hebben vaak een duidelijke structuur. Binnen zo’n groep bestaat er een rangorde, wat zorgt voor rust en minder gevechten. Veel dieren verdedigen ook een territorium, vooral om voedsel of jongen te beschermen. Voor voortplanting vormen mannetjes en vrouwtjes paren; bij sommige soorten blijven deze levenslang samen.
- Rangorde: De volgorde waarin dieren in een groep bepalen wie de baas is.
- Territorium: Gebied dat dieren verdedigen tegen soortgenoten.
- Paarvorming: Man en vrouw vormen een koppel om zich voort te planten.
Relaties tussen soorten
Soorten kunnen op verschillende manieren samenleven. Vaak vermijden ze directe concurrentie door zich te specialiseren, bijvoorbeeld door op verschillende momenten van de dag te jagen. Soms ontstaat een langdurige relatie tussen verschillende soorten. Dat noem je symbiose. Er zijn drie vormen:
- Mutualisme: Beide soorten hebben voordeel van de relatie (zoals bij korstmossen).
- Commensalisme: Eén soort heeft voordeel, de ander merkt er niets van (zoals boomalgen).
- Parasitisme: Eén soort (de parasiet) heeft voordeel, de ander (de gastheer) heeft er nadeel van, zoals bij teken.
Woordenlijst
- Biologisch evenwicht: Toestand waarin de grootte van populaties in een ecosysteem schommelt om een evenwichtswaarde.
- Commensalisme: Vorm van symbiose waarbij één individu voordeel heeft en de ander geen nadeel ondervindt.
- Concurrentie: Situatie waarin individuen of populaties strijden om voedsel, een partner of een veilige plek.
- Gastheer: Organisme waarop of waarin een parasiet leeft.
- Mutualisme: Vorm van symbiose waarbij beide individuen voordeel hebben van de relatie.
- Paarvorming: Het samenkomen van een mannetje en een vrouwtje om zich voort te planten.
- Parasiet: Organisme dat leeft op of in een ander organisme en daar voordeel van heeft.
- Parasitisme: Vorm van symbiose waarbij één individu voordeel heeft en de ander nadeel ondervindt.
- Populatiegrootte: Het aantal organismen van dezelfde soort dat in een bepaald gebied leeft.
- Rangorde: Volgorde waarin dieren binnen een groep laten zien wie de baas is.
- Samenwerking: Situatie waarin individuen of groepen samen iets doen, bijvoorbeeld bij de jacht of bij voortplanting.
- Symbiose: Langdurige relatie tussen individuen van verschillende soorten.
- Territorium: Gebied dat dieren verdedigen tegen soortgenoten, bijvoorbeeld om te jagen of jongen groot te brengen.
Klaar met lezen? Test jezelf met vragen over 6.3 .