5.1 Je omgeving waarnemen | Test jezelf Resultaat 🔄 Probeer opnieuw 1. Wat is een prikkel? A. Een onderdeel van de hersenen B. Een invloed uit de omgeving op een organisme C. Een soort elektrische impuls D. Een zintuig dat reageert op pijn 2. Wat gebeurt er als zintuigcellen een prikkel opvangen? A. Ze maken impulsen aan B. Ze zenden bloed naar de hersenen C. Ze versturen pijnsignalen D. Ze sluiten tijdelijk af 3. Waaruit bestaan impulsen? A. Lichtprikkels B. Geluidsgolven C. Signalen in de spieren D. Elektrische signalen 4. Wat is de functie van zenuwen bij waarneming? A. Prikkels opvangen B. Impulsen vervoeren naar de hersenen C. Bloeddruk regelen D. Spieren aansturen 5. Waarmee neem je geur waar? A. Smaakzintuig B. Tastzintuig C. Reukzintuig D. Gehoorzintuig 6. Wat is de juiste volgorde bij waarnemen? A. Prikkel → Hersenen → Zintuig B. Hersenen → Zintuig → Impuls C. Prikkel → Zintuig → Impuls → Hersenen D. Zenuw → Prikkel → Hersenen 7. Waar liggen de gezichtszintuigen? A. In de ogen B. In de neus C. In de huid D. In de oren 8. Welk zintuig ligt in de oren? A. Reukzintuig B. Gehoorzintuig C. Smaakzintuig D. Tastzintuig 9. Wat ligt er in de huid? A. Gezichtszintuigen B. Smaakzintuigen C. Tast-, warmte-, koude- en drukzintuigen D. Reukzintuigen 10. Wat is een tastknopje? A. Een type zenuw B. Een plaats waar tastzintuigen liggen C. Een orgaan D. Een hersengebied 11. Wat kun je met tastzintuigen waarnemen? A. Geluid B. Temperatuur C. Hoe iets aanvoelt D. Licht 12. Wat zijn pijnpunten? A. Gespecialiseerde zintuigcellen B. De uiteinden van bepaalde zenuwen C. Smaakzintuigen D. Spieruiteinden 13. Wat vormt samen het zintuigenstelsel? A. Alleen de huidzintuigen B. Alle zintuigen samen C. Alleen de inwendige zintuigen D. Alleen pijnpunten en tastknopjes 14. Waar komen pijnpunten voor? A. Alleen in de huid B. Alleen in spieren C. Overal in het lichaam, ook in organen D. Alleen in de hersenen 15. Wat is een impuls? A. Een mechanische trilling B. Een elektrisch signaal C. Een bloedstroom D. Een spierbeweging 16. Welke zintuigen liggen in de huid? A. Tast- en gehoorzintuigen B. Reuk- en smaakzintuigen C. Tast-, warmte-, koude- en drukzintuigen D. Evenwichts- en gezichtszintuigen 17. Wat is een zintuig? A. Een soort prikkel B. Een impulsgeleider C. Een orgaan dat reageert op prikkels D. Een spiergroep 18. Wat vervoert impulsen naar de hersenen? A. Spieren B. Pijnpunten C. Zintuigen D. Zenuwen 19. Wat gebeurt er als een impuls de hersenen bereikt? A. Het signaal verdwijnt B. Het wordt een prikkel C. De hersenen verwerken het D. De spieren trekken samen 20. Welk zintuig ligt in het oor maar niet in de huid? A. Drukzintuig B. Evenwichtszintuig C. Tastzintuig D. Koudezintuig 21. Wat is een voorbeeld van een prikkel? A. Een impuls B. Een zenuw C. Licht D. Een hersenfunctie ⬅ Vorige Volgende ➡ Controleer antwoorden