5.1 Genotype en fenotype Samenvatting

Erfelijke informatie

Lichaamscellen bevatten in hun celkern 46 chromosomen, die voor een groot deel bestaan uit DNA. In dit DNA ligt de informatie opgeslagen voor erfelijke eigenschappen. Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd, waarna twee nieuwe dochtercellen ontstaan met dezelfde erfelijke informatie.

Deze informatie erf je van beide ouders: de helft van je vader en de helft van je moeder. Zo bevat elke cel de erfelijke code die jouw unieke eigenschappen bepaalt.

Genotype

Een gen is een stukje DNA met de informatie voor één erfelijke eigenschap. Al deze genen samen vormen het genotype van een organisme: de complete erfelijke informatie in het DNA. Het genotype ontstaat al bij de bevruchting en verandert daarna niet meer. Elke cel in je lichaam bevat deze volledige set genen, maar gebruikt alleen de genen die passen bij zijn functie.

Actieve genen

In een cel zijn alleen de genen actief die nodig zijn. Zo produceren levercellen bijvoorbeeld gal, terwijl huidcellen op je hoofd haren maken.

Sterkte van genactiviteit

Een gen kan zwak of sterk actief zijn. Dit bepaalt hoeveel van een bepaalde stof een cel aanmaakt, zoals insuline bij een hoge bloedsuikerspiegel.

Fenotype

Het fenotype is het geheel van alle eigenschappen van een organisme. Daarbij horen zichtbare kenmerken zoals oogkleur, maar ook onzichtbare, zoals spieropbouw of bloeddruk. Het fenotype ontstaat uit een combinatie van genotype en invloeden van buitenaf, zoals leefstijl en omgeving.

Voorbeeld

Verf je je haar paars, dan verandert je uiterlijk (fenotype), maar blijft je genotype hetzelfde.

Verschillende oorzaken

Sommige eigenschappen, zoals oogkleur, komen vooral door het genotype. Andere, zoals een litteken, ontstaan door invloeden van buitenaf. Vaak is het een combinatie, zoals bij gespierdheid.

Woordenlijst

  • Celdeling: Het proces waarbij een cel zich splitst in twee nieuwe cellen, nadat de chromosomen zijn gekopieerd.
  • Chromosomen: Dunne draden in de celkern die voor een groot deel uit DNA bestaan en de erfelijke informatie bevatten.
  • DNA: De stof waarin de informatie voor erfelijke eigenschappen ligt opgeslagen.
  • Dochtercel: Een nieuwe cel die ontstaat bij celdeling en dezelfde erfelijke informatie bevat als de oorspronkelijke cel.
  • Fenotype: Alle eigenschappen van een organisme samen, die ontstaan door het genotype en invloeden uit het milieu.
  • Gen: Een stukje DNA dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap.
  • Genotype: De complete informatie in het DNA voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.
  • Lichaamscellen: De cellen waaruit het lichaam is opgebouwd; ze bevatten allemaal dezelfde erfelijke informatie in hun celkern.