Samenvatting 3.5 – Hersenen

Hoe zitten je hersenen in elkaar?
De hersenen bestaan uit drie delen: de grote hersenen, de kleine hersenen, en de hersenstam. Rond de hersenen bevindt zich een vlies met bloedvaten dat zuurstof en voedingsstoffen toevoert.

  • – Grote hersenen
    De hersenschors, de geplooide buitenkant, bevat hersencentra die verbonden zijn met specifieke zintuigen, zoals het gezichtscentrum, gehoorcentrum, en gevoelscentra. Ook spraak- en schrijfimpulsen beginnen hier. Het geheugen slaat verwerkte informatie op.
  • – Kleine hersenen
    De kleine hersenen coördineren bewegingen door impulsen naar spieren nauwkeurig af te stemmen. Hierdoor bewegen spieren efficiënt en vallen we niet om.
  • – Hersenstam
    De hersenstam verbindt de grote en kleine hersenen met het ruggenmerg en regelt onbewuste processen zoals ademhaling, hartslag en temperatuur.


Wat verandert in je hersenen als je leert?
Bij leren ontstaan nieuwe verbindingen tussen zenuwcellen. Hoe vaker een handeling wordt herhaald, hoe sterker de verbindingen, waardoor bewegingen automatisch en beter gecoördineerd worden. Dit geldt zowel voor fysieke vaardigheden als het leren van informatie zoals wiskunde.

Hoe werkt je geheugen?
Het geheugen, opgeslagen in de grote hersenen, bestaat uit twee typen:

  1. Kortetermijngeheugen. Hierin wordt informatie maximaal een half uur vastgehouden, bijvoorbeeld een tijdelijk telefoonnummer.
  2. Langetermijngeheugen. Belangrijke informatie wordt herhaald en vormt een geheugenspoor: een patroon van zenuwverbindingen. Frequent gebruik van een geheugenspoor versterkt deze, waardoor herinneringen eenvoudiger op te roepen zijn.


Hebben alle dieren hersenen?
Alle gewervelde dieren hebben hersenen, terwijl veel ongewervelde dieren zoals sponzen geen hersenen hebben. Regenwormen hebben eenvoudige hersenen met centrale zenuwknopen bij de mond, die impulsen verwerken en spieren aansturen. Wormen reageren op licht- en trilprikkels door bijvoorbeeld licht te vermijden of weg te kruipen van gevaar.