Samenvatting 3.4 – Ruiken en proeven

Hoe ruik je?

Ruiken doe je met het reukzintuig, gelegen in het neusslijmvlies boven in de neusholte. Dit slijmvlies houdt de neusholte vochtig. Bij inademing komen geurstoffen bij het reukzintuig, waar deze prikkels via receptoren worden opgevangen en omgezet in impulsen die naar de hersenen worden gestuurd. De hersenen herkennen de geur en waarschuwen bijvoorbeeld voor bedorven eten of gevaarlijke stoffen zoals aardgas.

Waardoor kun je verschillende geuren onderscheiden?

Het vermogen om duizenden geuren te onderscheiden komt door de aanwezigheid van ongeveer duizend typen reukzintuigcellen, elk voorzien van specifieke receptoren. Geurstoffen hechten zich aan deze receptoren, waarna impulsen via de reukzenuw naar de hersenen gaan. Hier bepalen de hersenen welke geur het is en slaan deze op in het geheugen. Dit proces zorgt ervoor dat je steeds meer geuren leert herkennen gedurende je leven.

Waardoor proef je je eten?

Op je tong liggen smaakpapillen met daarin smaakzintuigen. Deze zintuigen zijn gevoelig voor de smaken zoet, zout, zuur, bitter en umami (hartig). Smaakstoffen in voedsel prikkelen de smaakzintuigen, wat impulsen naar de hersenen stuurt. Tijdens het eten bereiken geurstoffen via de keelholte het reukzintuig. De hersenen combineren informatie van je reuk- en smaakzintuigen, waardoor je proeft wat je eet.

Hoe beoordeel je je voedsel?

Voedsel beoordelen is afhankelijk van meerdere factoren. Naast geur en smaak spelen uiterlijk, geluid, temperatuur en structuur een rol. Met koudezintuigjes en warmtezintuigjes ervaar je de temperatuur van voedsel. Tastzintuigen in je tong, lippen en mondholte helpen de structuur te bepalen, zoals of een koekje hard of zacht is. Je hersenen combineren al deze informatie. Ook eetgewoonten en ervaring beïnvloeden je voorkeuren, die in de loop van je leven kunnen veranderen.