2.3 Spieren Samenvatting
Hoe werken je spieren?
Je lichaam heeft ongeveer 600 spieren, samen het spierstelsel. Spieren bestaan uit spiervezels die in spierbundels zitten. Deze zijn omgeven door taaie vliezen die via pezen aan je botten vastzitten.
Wanneer spiervezels samentrekken:
- Wordt de spier korter en trekt via de pees aan het bot.
- Hoe meer spiervezels samentrekken, hoe meer kracht de spier levert.
Hoe buig en strek je je arm?
Bij het bewegen werken spieren in paren die elkaars tegenpolen zijn: de antagonisten. Zo zorgen ze samen voor soepele bewegingen.
- Bij het buigen van je arm trekt de armbuigspier (biceps) samen, terwijl de armstrekspier (triceps) ontspant.
- Bij het strekken gebeurt het omgekeerde: de triceps trekt samen en de biceps ontspant.
Antagonisten zorgen ervoor dat spieren elkaar aanvullen en gecontroleerd kunnen bewegen.
Welke spieren worden niet moe?
Willekeurige spieren
Willekeurige spieren staan onder invloed van je wil. Het zijn de skeletspieren die bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel. Ze zijn sterk, maar raken snel vermoeid.
Onwillekeurige spieren
Onwillekeurige spieren werken vanzelf, zonder dat je ze bewust aanstuurt. Ze zorgen ervoor dat je lichaam blijft functioneren, ook als je rust.
- Hartspier: Pompt bloed rond en wordt niet moe dankzij korte rustpauzes tussen de samentrekkingen.
- Glad spierweefsel: Bevindt zich in organen zoals de darmen en bloedvaten en zorgt onder andere voor het verplaatsen van voedsel en het nauwer maken van bloedvaten.
Kring- en lengtespieren in de darmen werken samen om voedsel door het spijsverteringskanaal te duwen. Deze spieren blijven langdurig actief zonder vermoeid te raken.
Afwisseling tussen spiergroepen
Dankzij de afwisseling tussen willekeurige en onwillekeurige spieren kun je bewust bewegen, terwijl veel processen in je lichaam automatisch doorgaan. Zo blijf je actief én in leven.
Woordenlijst
- Antagonisten: Spieren die een tegengestelde beweging mogelijk maken.
- Armbuigspier: Biceps; spier in je bovenarm waardoor je arm buigt.
- Armstrekspier: Triceps; spier in je bovenarm waardoor je arm strekt.
- Biceps: Ander woord voor armbuigspier.
- Buigspieren: Spieren waarmee je een lichaamsdeel buigt.
- Dwarsgestreept spierweefsel: Spierweefsel in skeletspieren; ziet er onder een microscoop gestreept uit, staat onder invloed van de wil, sterk maar snel moe.
- Glad spierweefsel: Spierweefsel in haarspiertjes en in de wanden van verteringsorganen en bloedvaten; niet onder invloed van de wil, wordt niet moe.
- Hart: Grote holle spier die bloed door je lichaam pompt.
- Hartspierweefsel: Spierweefsel in de wanden van het hart; werkt automatisch en wordt niet snel moe.
- Kringspieren: Cirkelvormige spieren die bij samentrekking een opening vernauwen.
- Lengtespieren: Spieren die een orgaan, zoals de darm, korter maken als ze samentrekken.
- Onwillekeurige spieren: Spieren die vanzelf werken, zoals in je hart of darmen; staan niet onder invloed van je wil.
- Pezen: Taaie banden waarmee spieren aan botten vastzitten.
- Spierbundel: Groepje spiervezels in een spier.
- Spiervezels: Spiercellen waaruit een spier is opgebouwd; bij samentrekking verkort de spier.
- Strekspieren: Spieren waarmee je een lichaamsdeel strekt.
- Triceps: Ander woord voor armstrekspier.
- Willekeurige spieren: Spieren die je bewust kunt aansturen, zoals skeletspieren.
Alles gelezen? Test jezelf met een paar vragen en kijk wat je al goed begrijpt over paragraaf 2.3!