Adolescent – Levensfase tussen kind en volwassene.
Baby – Periode in je leven van geboorte tot ongeveer 1 jaar.
Celgroei – Het groter worden van een pas gedeelde cel.
Celdeling – Als uit één cel twee nieuwe cellen ontstaan.
Doelwitorgaan – Orgaan dat reageert op de boodschap van een hormoon.
Geestelijke ontwikkeling – Groei en veranderingen van je verstand tijdens de verschillende levensfasen.
Groeihormoon – Regelstof die de groei regelt; wordt gemaakt in de hypofyse.
Groeischijven – Plaats aan het einde van de botten waar de kraakbeencellen zitten; deze cellen kunnen zich delen.
Groeispurt – Periode van snelle lengtegroei, bijvoorbeeld in de puberteit.
Hormonen – Regelstoffen die via het bloed worden verspreid en allerlei lichaamsprocessen regelen.
Hormoonklieren – Organen die hormonen maken; een hormoonklier geeft de hormonen die hij maakt aan het bloed af.
Hypofyse – Belangrijke hormoonklier die onder aan de hersenen zit; maakt groeihormoon en hormoon dat het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken regelt.
Kind – Periode in je leven van ongeveer 4 tot 12 jaar.
Kleuter – Periode in je leven van ongeveer 4 tot 6 jaar.
Levensfasen – Periode in je leven: baby, peuter, kleuter, kind, puber, adolescent, volwassene en oudere.
Lichamelijke ontwikkeling – Veranderingen van je lichaam en uiterlijk in wat je kunt tijdens de verschillende levensfasen.
Oudere – Levensfase na de volwassenheid.
Peuter – Periode in je leven van ongeveer 1 tot 4 jaar.
Puberteit – Levensfase tussen 10 en 16 jaar; in deze periode worden de verschillen tussen jongens en meisjes veel groter.
Receptoren – Structuren met verschillende vormen op een celmembraan; op deze plaats kunnen de hormonen zich hechten.
Volwassene – Periode in je leven na de adolescentie en voor de ouderdom.