1.6 Ademhaling bij dieren | Uitlegfilm
In deze uitlegvideo over basisstof 6: ademhaling bij dieren leer je hoe verschillende dieren aan zuurstof komen en koolstofdioxide afgeven. Let op: in sommige boeken heet dit hoofdstuk basisstof 7, maar de inhoud is hetzelfde. Controleer dus even de titel in jouw boek.
Gaswisseling bij eencelligen
Eencellige organismen bestaan uit slechts één cel en hebben geen ademhalingsstelsel. Ze zijn zo klein dat de gaswisseling direct plaatsvindt via het celmembraan. Zuurstof diffundeert naar binnen, terwijl koolstofdioxide naar buiten gaat. Een voorbeeld is de amoebe, een eencellig diertje dat van vorm verandert met schijnvoetjes en leeft in waterige omgevingen.
Ademhaling bij vissen
Vissen ademen met behulp van kieuwen. Aan de zijkant van hun kop liggen de kieuwdeksels en daarachter de kieuwen. Tijdens het zwemmen stroomt water via de mond naar binnen en langs de kieuwen naar buiten. In dit proces wordt zuurstof uit het water opgenomen en koolstofdioxide afgegeven. Omdat de kieuwen goed doorbloed zijn, verloopt deze gaswisseling zeer efficiënt.
Op de kieuwbogen bevinden zich kieuwlamellen, dunne sliertjes die samen een groot oppervlak vormen. Daardoor kan een vis veel zuurstof opnemen om actief te blijven.
Ademhaling bij vogels
Vogels ademen met longen, maar hun ademhalingssysteem werkt anders dan bij zoogdieren. De longen van vogels zijn vrijwel onbeweeglijk; ze worden niet groter of kleiner tijdens het ademen. Toch kan er lucht blijven stromen dankzij de aanwezigheid van luchtzakken.
De longen van vogels hebben één luchtstroom in een vaste richting. Dat komt doordat de lucht via verschillende luchtzakken door het systeem beweegt. Zo blijft de luchtstroom door de longen constant, wat belangrijk is voor een efficiënte opname van zuurstof. Dit is nodig omdat vogels veel energie verbruiken tijdens het vliegen.
Ademhaling bij insecten
Insecten ademen via een stelsel van buisjes, de tracheeën. Deze lopen door het hele lichaam, zodat zuurstof en koolstofdioxide direct via de lichaamscellen kunnen worden uitgewisseld.
Aan de buitenkant van insecten bevinden zich kleine openingen, de stigmata. Deze gaatjes staan in verbinding met de tracheeën. Bij sommige insecten, zoals bijen, zie je dat het achterlijf ritmisch beweegt. Daarmee persen ze lucht uit de tracheeën en zuigen nieuwe lucht aan — een vorm van ventilatie die speciaal is aangepast aan hun bouw.
Hiermee is de uitleg over ademhaling bij dieren afgerond. Succes met het leren en tot de volgende keer!
Liever de samenvatting lezen? Lees hier de
samenvatting over paragraaf 1.6
.
Klaar met luisteren?
Test jezelf met vragen over 1.6
.