1.1 Stofwisseling | Invuloefening
In de bladgroenkorrels van planten vindt overdag plaats, waarbij met behulp van de stoffen water en koolstofdioxide worden omgezet in glucose en . Glucose is een energierijke stof die de plant gebruikt om andere stoffen van te maken, bijvoorbeeld voor groei.
Niet alleen planten, maar alle organismen voeren uit: een reeks processen waarbij stoffen worden omgezet voor groei, herstel en beweging. Deze processen vinden plaats in , de kleinste bouwstenen van levende wezens. In deze cellen wordt afgebroken, waarbij de opgeslagen energie vrijkomt. De energie uit de afbraak wordt vervolgens gebruikt voor allerlei levensprocessen in de cel. Deze afbraak gebeurt in speciale onderdelen van de cel, de , die ook wel de energiecentrales van de cel worden genoemd. Je kunt deze cel onderdelen niet zien met een lichtmicroscoop, maar wel met een .
In cellen die veel energie nodig hebben, zoals spiercellen, komen mitochondriën voor. Tijdens de afbraak van glucose ontstaan ook stoffen die weer als kunnen dienen voor de plant of het dier. Door deze voortdurende stofwisselingsprocessen kunnen organismen groeien, herstellen en warm blijven. Dankzij de energie uit blijven levende wezens dus in leven.