Samenvatting 14.1 – Een constant inwendig milieu
Inwendig en uitwendig milieu
Het uitwendige milieu omvat alle externe factoren zoals bacteriën, schimmels, virussen en stoffen, evenals de lucht in de longen en de inhoud van het darmkanaal. Het inwendige milieu bestaat uit de weefselvloeistof en het bloedplasma in het lichaam. De huid, het maagzuur en slijmvliezen in luchtwegen en darmen vormen barrières die het inwendige milieu beschermen tegen ziekteverwekkers en schadelijke stoffen.
Opname, opslag en uitscheiding
Het lichaam houdt het inwendige milieu constant door stoffen op te nemen, op te slaan en uit te scheiden:
- Opname: Voedingsstoffen worden vanuit het darmkanaal opgenomen in het bloed.
- Opslag: Overtollige stoffen worden tijdelijk opgeslagen in organen zoals de lever (glucose als glycogeen), spieren, vetweefsel en pijpbeenderen (vet). Mineralen en vitaminen worden ook bewaard.
- Uitscheiding: Afvalstoffen worden via organen zoals de longen (koolstofdioxide), lever en nieren uitgescheiden.
Door deze processen blijft de samenstelling van het inwendige milieu min of meer constant. Hormonen zoals insuline en glucagon spelen een sleutelrol bij het reguleren van bijvoorbeeld het glucosegehalte in het bloed.