12.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen Samenvatting

Wat zijn voedingsmiddelen en voedingsstoffen?

Voedingsmiddelen zijn alle producten die je eet en drinkt, afkomstig van plantaardige of dierlijke bronnen, zoals fruit of melk. Deze bevatten voedingsstoffen die essentiƫle functies in het lichaam vervullen.

Het spijsverteringsstelsel breekt voedingsmiddelen af tot stoffen die door het lichaam kunnen worden opgenomen.

De zes groepen voedingsstoffen en hun functies

Er zijn zes groepen voedingsstoffen, elk met een eigen functie in het lichaam:

  • Eiwitten: Belangrijk als bouwstof en soms als brandstof. Ze worden niet opgeslagen als reservestof.
  • Koolhydraten: De voornaamste brandstof; glucose, suikers en zetmeel leveren energie. Overtollige koolhydraten worden opgeslagen als vet of glycogeen.
  • Vetten: Dienen als brandstof en bouwstof. Er is onderscheid tussen onverzadigde (plantaardige) en verzadigde vetten (dierlijke). Te veel verzadigde vetten verhogen het risico op hart- en vaatziekten.
  • Water: EssentiĆ«le bouwstof voor het transport van stoffen in het lichaam en een belangrijk onderdeel van bloed en cytoplasma.
  • Mineralen: Zoals calcium, ijzer en fluoride; ze werken als bouw- en beschermende stoffen en zijn belangrijk voor botten, tanden en bloedcellen.
  • Vitaminen: Beschermende stoffen die worden aangeduid met letters zoals A, B, C en D. Een tekort aan vitaminen kan leiden tot gezondheidsproblemen.

Voedingsvezels en hun rol

Voedingsvezels zijn onverteerbare plantaardige stoffen die de darmbeweging en stoelgang bevorderen. Ze spelen een belangrijke rol bij een goede spijsvertering.

Het belang van een gebalanceerd dieet

Een gevarieerd dieet dat alle zes groepen voedingsstoffen bevat, is essentieel voor een gezond lichaam. Tekorten of een overmatige inname van bepaalde stoffen kunnen leiden tot gezondheidsproblemen, zoals obesitas of vitaminetekorten.

Woordenlijst

  • Beschermende stoffen: Stof die helpt om ziekten te voorkomen (mineralen en vitaminen).
  • Bouwstoffen: Stof die wordt gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels (voor opbouw en herstel).
  • Brandstoffen: Stof die wordt verbruikt bij de verbranding (vooral glucose).
  • Eiwitten: Voedingsstoffen die vooral worden gebruikt als bouwstof, soms als brandstof.
  • Koolhydraten: Voedingsstoffen die worden gebruikt als brandstof, bouwstof en reservestof (bijv. glucose, zetmeel en cellulose).
  • Mineralen: Voedingsstoffen die worden gebruikt als bouwstof en beschermende stof (bijv. zouten en ijzer).
  • Onverzadigde vetten: Zit vooral in plantaardige producten (noten, avocado) en vis; verkleint het risico op hart- en vaatziekten; dient vooral als bouwstof.
  • Reservestof: Stof die wordt opgeslagen voor later gebruik.
  • Verzadigde vetten: Zit vooral in dierlijke producten en snacks; verhoogt het risico op hart- en vaatziekten; dient vooral als brandstof.
  • Vetten: Voedingsstoffen die vooral worden gebruikt als brandstof, die kan worden opgeslagen als reservestof.
  • Vitaminen: Voedingsstoffen die dienen als beschermende stof; worden aangeduid met een letter (bijv. vitamine A) en soms een nummer (bijv. vitamine B1).
  • Voedingsmiddelen: Product dat je eet en/of drinkt.
  • Voedingsstoffen: Bruikbaar bestanddeel van voedingsmiddelen (eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitaminen).
  • Voedingsvezels: Plantaardige stof die mensen niet kunnen verteren; bevordert de darmbewegingen en de stoelgang.
  • Water: Voedingsstof die wordt gebruikt als bouwstof.