9.4 Ziek Samenvatting

Hoe word je ziek?

Ziekteverwekkers zoals bacteriën, virussen en schimmels kunnen je lichaam binnendringen via je mond, neus, geslachtsorganen of wondjes. Deze micro-organismen veroorzaken infecties:

  • Bacteriën: Scheiden gifstoffen af en kunnen ontstekingen veroorzaken.
  • Virussen: Dringen cellen binnen, vermeerderen zich en maken cellen kapot, zoals bij griep en verkoudheid.

Een infectie begint vaak met een incubatietijd, waarin ziekteverwekkers zich vermeerderen zonder dat je symptomen hebt. Koorts en hoofdpijn ontstaan wanneer je lichaam reageert op de infectie.

Hoe genees je?

Het immuunsysteem reageert met witte bloedcellen die ziekteverwekkers opruimen:

  • Vreetcellen: Sluiten bacteriën in en verteren ze. Bij een wond vormen dode vreetcellen samen met bacterieresten pus.
  • Antistofcellen: Maken antistoffen die zich aan ziekteverwekkers hechten en ze uitschakelen, waarna vreetcellen ze opruimen.

Ziekteverwekkers worden herkend aan antigenen op hun oppervlak. Witte bloedcellen maken hierop passende antistoffen. Bij koorts stroomt je bloed sneller en werkt je afweer beter, waardoor het genezingsproces versnelt.

Wat gebeurt er als je ingeënt wordt?

Immuniteit voorkomt dat je opnieuw ziek wordt van dezelfde ziekte. Dit kan op verschillende manieren:

  • Natuurlijke actieve immuniteit: Na een infectie blijven geheugencellen achter die bij een volgende besmetting snel antistoffen maken.
  • Vaccinatie: Een vaccin met verzwakte ziekteverwekkers stimuleert de productie van antistoffen zonder dat je ziek wordt. Dit geeft ook actieve immuniteit.
  • Seruminjectie: Bij een acute infectie ontvang je direct antistoffen via een injectie. Dit geeft tijdelijke (passieve) immuniteit.
  • Borstvoeding: Moeders geven antistoffen door aan hun baby, wat de baby tijdelijk immuun maakt.

In Nederland krijgen kinderen vaccinaties tegen ziekten zoals mazelen en polio. Meisjes worden ingeënt tegen HPV om later baarmoederhalskanker te voorkomen. Dankzij vaccinaties komen deze ziekten hier nauwelijks meer voor.

Woordenlijst

  • Actieve immuniteit: Je lichaam maakt zelf antistoffen bij een infectie of na vaccinatie.
  • Afweer: Uitschakelen van ziekteverwekkers door witte bloedcellen.
  • Algemene afweer: Afweerreactie door vreetcellen.
  • Antigenen: Stoffen aan de buitenkant van cellen of virussen waarmee het lichaam lichaamsvreemd herkent.
  • Antistoffen: Stoffen die ziekteverwekkers bestrijden; elke ziekteverwekker heeft een eigen antistof.
  • Bacteriën: Microscopisch kleine organismen die ziekten kunnen veroorzaken.
  • Besmetting: Wanneer ziekteverwekkers je lichaam binnendringen; een ander woord is infectie.
  • Etter (pus): Dode witte bloedcellen, verteerde bacteriën en resten van huidcellen.
  • Geheugencellen: Witte bloedcellen die na een infectie blijven bestaan en snel antistoffen kunnen maken.
  • Griep: Ziekte veroorzaakt door het griepvirus; symptomen zijn spierpijn, hoofdpijn en koorts.
  • Immuun: Je wordt niet meer ziek van een ziekteverwekker doordat je lichaam snel antistoffen maakt.
  • Inenting: Verzwakte ziekteverwekkers worden ingespoten; je wordt dan immuun. Ander woord: vaccinatie.
  • Infectie: Wanneer ziekteverwekkers je lichaam binnendringen; ander woord: besmetting.
  • Infectieziekten: Ziekten die ontstaan door infectie met ziekteverwekkers.
  • Koorts: Lichaamstemperatuur boven 38 °C; helpt bij genezing doordat afweer beter werkt.
  • Micro-organismen: Organismen die zo klein zijn dat je ze niet met het blote oog kunt zien.
  • Passieve immuniteit: Je krijgt antistoffen via een seruminjectie of borstvoeding; tijdelijk.
  • Prognose: Voorspelling van het verloop van een ziekte en herstel.
  • Schimmels: Micro-organismen die ziekten kunnen veroorzaken, bijvoorbeeld zwemmerseczeem.
  • Seruminjectie: Prik met antistoffen tegen de ziekteverwekker.
  • Specifieke afweer: Afweer door antistoffen, gericht tegen een specifieke ziekteverwekker.
  • Symptomen: Ziekteverschijnselen zoals koorts, hoofdpijn of verkoudheid.
  • Vaccin: Bevat antigenen van ziekteverwekkers zodat je immuun wordt.
  • Vaccinatie: Ander woord voor inenting.
  • Virussen: Microscopisch kleine ziekteverwekkers die cellen infecteren om zich te vermeerderen.
  • Witte bloedcellen: Cellen in het bloed die zorgen voor de afweer.
  • Ziekteverwekkers: Bacteriën, virussen of schimmels die infecties veroorzaken.