Ordening
Ordenen van organismen
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Op aarde leven miljoenen organismen. Wanneer het om grote aantallen gaat, is het handig om een ordening aan te brengen. Dit geldt voor de grote hoeveelheid boeken die een bibliotheek heeft, maar ook voor de organismen op aarde.
De methode om organismen in te delen veranderd wel eens. Zo moet het systeem wel eens op de schop omdat er te veel nieuwe organismen zijn ontdekt die niet goed in het bestaande systeem passen. De eerste indeling die we kunnen maken is de indeling in domeinen. Het eerste domein zijn de prokaryoten. Dit zijn organismen die geen celkern hebben, zoals de bacteriën. Het tweede domein zijn de eukaryoten, deze organismen hebben wel een celkern. Op basis van eigenschappen van de cellen, de bouwstenen waaruit een organisme is opgebouwd, kun je de domeinen verdelen in rijken. De vier bekendste rijken zijn het rijk van de bacteriën, het rijk van de schimmels, het rijk van de planten en het rijk van de dieren. De kenmerken die nodig zijn om de indeling in rijken te maken zijn het aantal cellen waaruit de organismen bestaan en het wel of niet hebben van een celkern, een celwand en bladgroenkorrels. Soms wordt het wel of niet hebben van een (grote) vacuole ook als kenmerk gebruikt. |
Oefenen
Bacteriën
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Bacteriën zijn kleine, eencellige organismen, ze bestaan dus altijd maar uit één cel. Ze behoren tot de prokaryoten en hebben dus geen celkern. De buitenkant van de cellen van bacteriën hebben een celwand om stevigheid te geven. Bacteriën hebben ook geen bladgroenkorrels.
Bacteriën kunnen nuttig en schadelijk zijn. Schadelijk omdat ze bepaalde ziektes kunnen veroorzaken zoals keelontsteking en longontsteking. Het medicijn tegen deze ziektes heet antibiotica. Antibiotica worden gemaakt door schimmels. Ook zijn bacteriën schadelijk omdat ze voedsel kunnen bederven. Nuttig zijn bacteriën omdat je er voedsel mee kunt maken, zoals yoghurt en zuurkool. Bacteriën ruimen dode resten van organismen op, hierbij ontstaan voedingsstoffen, want nuttig is voor planten. |
Oefenen
Schimmels
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Schimmels behoren tot de eukaryoten en hebben dus een celkern. De buitenkant van de cellen van schimmels hebben een celwand om de cel stevigheid te geven. Schimmels hebben geen bladgroenkorrels.
Schimmels zijn meestal veelcellig, alleen de gist is eencellig. Een meercellige schimmel is opgebouwd uit meerdere cellen terwijl een eencellige maar uit één cel bestaat. Meercellige schimmels zijn opgebouwd uit schimmeldraden en kom je bijvoorbeeld tegen op een beschimmelde boterham. Ook paddenstoelen en champignons zijn meercellige schimmels. De meercellige schimmels worden door mensen ingezet om bijvoorbeeld Franse kaas, zoals brie, te maken maar ook champignons worden vaak gegeten. De ééncellige schimmel wordt gist genoemd, deze wordt gebruikt bij de bereiding van brood en alcohol. Schimmel kunnen echter ook voor ziektes zorgen. Een meercellige schimmel plant zich voort door speciale cellen te maken genaamd sporen. Eén spoor kan vervolgens weer uitgroeien tot een nieuwe schimmel. Sporen groeien of aan het eind van een schimmeldraad, of in een paddenstoel. Gisten planten zicht voort door middel van celdeling. |
Oefenen
Planten
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Planten behoren tot de eukaryoten en hebben dus cellen met een celkern. Ook hebben ze een celwand en bladgroenkorrels. Cellen van planten hebben ook een vacuole. Het rijk van de planten kun je opdelen in drie kleinere groepen. Zo'n kleinere groep wordt een stam genoemd.
De eerste stam zijn de wieren. Hierbij worden ook de algen gerekend, dit zijn ééncellige wieren. Wieren zijn eigenlijk heel simpele plantjes, ze hebben geen wortels, geen stengels, geen bladeren en geen bloemen. |
De tweede stam is die van de sporenplanten. Sporenplanten hebben wel wortels, stengels en bladeren, maar geen bloemen. Die hebben ze ook niet nodig; ze planten zich niet voort door middel van zaden, maar met sporen. Bij de mossen worden de sporen gemaakt in sporendoosjes, bij varens in sporenhoopjes onder de bladeren.
|
De derde stam zijn de zaadplanten. Zaadplanten hebben wortels, stengels, bladeren én ook bloemen. In de bloemen worden zaden gemaakt. Deze laatste afdeling kan weer worden onderverdeeld in bedektzadigen en naaktzadigen.
Bedektzadigen hebben hun zaden in vruchten (zoals een appelboom of paardenbloem). Bij naaktzadigen (zoals dennenboom en spar) liggen de zaden tussen de schubben van de kegels. |
Oefenen
Dieren
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Dieren behoren tot de eukaryoten en hebben dus een celkern. Dieren hebben geen celwand en geen bladgroenkorrels. Het dierenrijk wordt ingedeeld in acht stammen op basis van twee kenmerken: de symmetrie van het lichaam en het skelet.
Symmetrie
Wanneer iets symmetrisch is, wil dat zeggen dat je hem in twee of meerdere gelijke vlakken kan verdelen. Er zijn drie vormen van symmetrie:
1. Niet symmetrisch: het dier is op geen enkele manier twee gelijke helften te verdelen.
2. Tweezijdig symmetrisch: het dier is slechts op één manier in twee gelijke heften te verdelen.
3. Veelzijdig symmetrisch: het dier is op meerdere manieren in twee gelijke helften te verdelen.
1. Niet symmetrisch: het dier is op geen enkele manier twee gelijke helften te verdelen.
2. Tweezijdig symmetrisch: het dier is slechts op één manier in twee gelijke heften te verdelen.
3. Veelzijdig symmetrisch: het dier is op meerdere manieren in twee gelijke helften te verdelen.
Skelet
Een skelet geeft een dier stevigheid en bescherming. Er zijn drie soorten skeletten:
1. Geen skelet: sommige dieren hebben geen structuren voor stevigheid en bescherming.
2. Inwendig skelet: het skelet zit in het lichaam.
3. Uitwendig skelet: het skelet zit buiten het lichaam.
1. Geen skelet: sommige dieren hebben geen structuren voor stevigheid en bescherming.
2. Inwendig skelet: het skelet zit in het lichaam.
3. Uitwendig skelet: het skelet zit buiten het lichaam.
Tabel kenmerken
Niet symmetrisch |
Tweezijdig symmetrisch |
Veelzijdig symmetrisch |
|
Geen skelet |
Eencellige dieren |
Wormen |
Neteldieren |
Uitwendig skelet |
Geleedpotig / Weekdieren |
||
Inwendig skelet |
Sponzen |
Gewervelde dieren |
Stekelhuidigen |
Oefenen
- Welke lijnen zorgen voor een symmetrische verdeling?
- Welk soort skelet heeft het dier?
- Tot welke stam behoort het dier?
- Beantwoord de extra vragen over de dieren.
- Welk soort skelet heeft het dier?
- Tot welke stam behoort het dier?
- Beantwoord de extra vragen over de dieren.
Eencellige dieren
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Alle organismen ter wereld kun je in één van twee groepen indelen: eencellig of meercellig. Eencellige organismen bestaan uit één cel. Meercellige organismen bestaan uit een heleboel cellen bij elkaar die samen één organismen vormen.
Voorbeelden van organismen die uit één cel bestaan zijn bacteriën en. gistcellen. Maar er zijn ook dieren die uit maar één cel bestaan, zoals de amoebe en het pantoffeldiertjes. |
Oefenen
- Benoem de onderdelen van het pantoffeldiertje.
Geleedpotigen
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Het overgrote deel van alle diersoorten behoort tot de geleedpotigen. Vooral de stam van de insecten (zespotigen) vormen een enorm grote groep met heel veel soorten. Daarnaast horen tot deze stam ook de spinachtigen, de veelpotigen (duizendpotigen) en de kreeftachtigen.
Geleedpotigen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een uitwendig skelet, wat een pantser wordt genoemd. De poten zijn geleed (vandaar de naam geleedpotigen) en het lichaam bestaat uit segmenten.
Geleedpotigen zijn tweezijdig symmetrisch en hebben een uitwendig skelet, wat een pantser wordt genoemd. De poten zijn geleed (vandaar de naam geleedpotigen) en het lichaam bestaat uit segmenten.
Veelpotigen (duizendpotigen)
Kreeftachtigen
Spinachtigen
Oefenen
Gewervelden
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Zo'n 3,5 procent van alle dieren op aarde zijn gewerveld. De dieren hebben een inwendig skelet met wervelkolom en zijn tweezijdig symmetrisch. De groep van de gewervelden bestaat uit vijf subgroepen. Om te bepalen tot welke groep de gewervelde behoord kijk je naar: de huid, de lichaamstemperatuur, manier van ademhalen, manier van voortplanten en het leefmilieu.
Amfibiën
1. De huid is vochtig en bedekt met slijm. Ze hebben geen schubben.
2. Amfibieën zijn koudbloedig. Hun temperatuur is dus hetzelfde als het water waarin ze leven. 3. Jonge amfibieën halen adem met kieuwen, volwassen exemplaren met longen. Ook gaat er zuurstof door hun huid heen. 4. Amfibieën leggen eitjes in het water. Deze eitjes hebben een zachte buitenkant. 5. Jonge amfibieën leven in het water, volwassen exemplaren vooral op het land. |
Reptielen
Vissen
Vogels
Oefenen
Oefenen
- Oefenen begrippen BS 1 t/m 4 (cellen, bacterie, schimmel, plant)
- Oefenen ordening (hele hoofdstuk)
- Oefenen ordening (hele hoofdstuk)