Bevruchting
Uitleg
Samenvatting
Oefenen
Uitleg
|
|
|
Samenvatting
Wanneer een stuifmeelkorrel (A) op de stempel (F) van de stamper landt, en deze bloem behoort tot dezelfde soort, maakt de stuifmeelkorrel een stuifmeelbuis (I). Deze groeit door de stempel (F) en stijl (G) naar beneden, door het vruchtbeginsel (H), richting de eicel (E) die in het zaadbeginsel (D) zit. Door deze stuifmeelbuis (I) kan de kern van de stuifmeelkorrel (B) naar de eicel (E) bewegen.
In het zaadbeginsel (D) versmelten de kern van de stuifmeelkorrel (B) en de celkern van de eicel (C) met elkaar. Het vruchtbeginsel (H) groeit hierna uit tot de vrucht, het zaadbeginsel (D) tot het zaad en de bevruchte eicel (E) groeit uit tot het kiemplantje. |
De voortplanting van planten gebeurt door bestuiving en bevruchting. Bestuiving is als de stuifmeelkorrel terecht op de stempel van een plant van dezelfde soort. Hierna kan bevruchting plaatsvinden. Bij een bevruchting versmelt de kern van de zaadcel met de kern van de eicel. Er ontstaat nu een bevruchte eicel.
Bij planten worden de zaadcellen stuifmeelkorrels genoemd, de mannelijke geslachtscellen. |
Oefenen